Ontwaken uit een bezadigde jeugd
Philip Snijders tweede roman is de beschrijving van een reis in de tijd, ver terug in een mannenleven, naar een belangrijke periode in het verleden van een van de hoofdpersonen, in het decor van het Siciliaaanse Palermo. (33 minuten)
Wat heb je voor boek geschreven?
Het boek vertelt het verhaal van twee jonge Nederlanders in de jaren zeventig. Een jong stel van 17 en 18 jaar dat voor het eerst naar het buitenland op vakantie gaat. Ze gaan naar Palermo, maar hebben helemaal geen besef van hoever dat eigenlijk is. Ze maken een krankzinnig lange treinreis en komen aan op Sicilië, zetten een tentje neer en maken allemaal dingen mee. Die ervaringen overrompelen hen en slepen hen mee. Ze leven in Amsterdam en hebben het bestaan van een getrouwd stel. Dan komen ze terecht in het bruisende Siciliaanse jongerenleven en dat gaan ze onbewust vergelijken met hun eigen leven. Dat brengt allerlei processen op gang in hun hoofd, maar ook in hun relatie. Een aantal jaren later is de man in zijn eentje terug in de stad, terwijl zijn gezin op een andere plek op Sicilië verblijft. Hij wil iets van zijn jeugd vinden én wil een beeld bezoeken. Er blijkt namelijk, zo heeft hij ontdekt, een borstbeeld te zijn gemaakt voor een van zijn oude hippievrienden. Hij blijkt zo belangrijk te zijn geworden in de loop der jaren dat er een beeld voor hem is neergezet. Die hippie is een belangrijke, intellectuele journalist in Palermo. In een aantal hoofdstukken volg je de vakantie van de hoofdpersoon in zijn jonge jaren. Daarnaast zijn er drie hoofdstukken die over dezelfde persoon gaan, maar dan loopt hij tegen de vijftig aan en keert terug naar Palermo. Die hoofdstukken samen vormen een aparte novelle. Er zijn drie vertellingen die allemaal spelen op één dag in Palermo. Elk hoofdstuk staat op zichzelf.
Dat zijn allemaal aparte verhalen?
Ja, elk hoofdstuk. Dat was in mijn vorige boek ook zo. Maar allemaal samen vormen ze een roman.
Is vorm belangrijk voor jou?
Ja. Vorm is heel belangrijk, maar niet in op zo’n manier dat ik van tevoren een prachtige vorm ga bedenken. Zo werkt het nooit bij mij. Ik heb natuurlijk wel enkele ideeën.
Meer dan dat is het niet?
Nee, tot nu toe niet. Ik heb nog maar twee boeken gepubliceerd, die veel te maken hebben met wat ik in mijn eigen leven heb meegemaakt. Dat is de basis voor wat ik schrijf. Deze keer wilde ik iets schrijven over de verhouding die ik heb gehad met de Siciliaanse hoofdfiguur uit dat boek. Een jongen van mijn leeftijd die op een totaal andere manier in het leven stond. Hij heeft een tijd als afgod in mijn leven gefungeerd.
Dus het boek heeft daadwerkelijk veel met jouw eigen leven te maken?
Ja, heel veel. De contacten met Sicilië en die groep Sicilianen, de vele vakanties daar, dat alles heeft zich in mijn leven ook voorgedaan. Je volgt die jongen van zijn achttiende tot zijn zevenentwintigste ongeveer, zo oud was ik zelf ook in die tijd.
En die held, is dat een reëel bestaand iemand in jouw verleden?
Dat is een goede intieme vriend van mij die ik niet zo vaak zag. Hij woonde op Sicilië, ik in Amsterdam en veel geld om die reis te maken hadden we geen van beiden. We zagen elkaar dus vooral als wij genoeg gespaard hadden en naar Sicilië gingen, vaak in de zomer. Dan verbleven we bij hem thuis en leefden we met hem mee in het Siciliaanse leven dat hij leidde. Hij verkeerde in kringen die voor een buitenlander heel interessant waren.
Wat voor kringen?
Hij zat in de journalistiek. Na zijn studie kwam hij snel bij een krant terecht, _La hora_. Dat is een hele belangrijke krant geweest die van de jaren ’50 tot de jaren ’80 de enige onafhankelijke krant van Palermo was. Dat was belangrijk, want het was in die tijd ongelooflijk moeilijk om onafhankelijke journalistiek te bedrijven.
Was het gevaarlijk?
Het was gevaarlijk, politici die er niet van gediend waren, bestuurders, maffiosi natuurlijk. Het was gevaarlijk werk, maar er was een groep journalisten die dat heel lang heeft volgehouden. Ook financiering was altijd moeilijk. Het is heel lang goed gegaan. Sandro, de figuur in het boek, heeft dezelfde voornaam als die vriend. Hij werkte bij de krant. Hij kon ons veel vertellen omdat hij midden in de actualiteit zat.
Jullie konden een levendig leven leiden?
Enorm ja, het was geweldig om dat een paar weken of een maand mee te maken. Het waren ook zeker geen klassieke vakanties naar Zuid-Europa in de zin van dat je heerlijk aan het strand gaat liggen. Dat gebeurde af en toe, maar meestal trokken we op met die groep jongeren en aten we met ze mee.
Ik heb jouw boek gelezen als een boek over ontwaken. Klopt dat?
Ja, dat klopt zeker. Dat is goed naar mijn eigen leven terug te brengen. In het boek staan dingen die ik persoonlijk ook heb meegemaakt. We waren zo’n ouderlijk paartje, we hadden onze jeugd er zowat op zitten in die tijd. We waren begin twintig en kwamen in Sicilië tot de ontdekking dat er nog zoveel meer bleek te bestaan. Je ontdekt wat er nog meer in je kan zitten. Daar ben ik ontwaakt. Dat heeft zijn weerslag gekregen in de manier waarop ik dit verhaal vertel.
Maakte de literatuur deel uit van die fase in je leven?
Ik kreeg toen liefde voor denken en redeneren, en ook voor de schoonheid van de literatuur.
Scheppen misschien?
Ja zeker. Want die mensen die ik daar heb gezien waren constant bezig met stukken schrijven en boeken. Ik had allerlei suffe baantjes. Ik was gesjeesd met studie en school en in een carrousel van uitzendbaantjes terechtgekomen. Ik ben ooit pedagogiek gaan studeren, maar daar bleek ik veel te jong voor te zijn. In 1974 was die hele faculteit dolgedraaid van democratisering. Die vergaderfaculteiten renden van de ene protestbijeenkomst naar de andere. En ik moest naar de militaire dienst, dat heeft me een beetje doen ontsporen.
Want je eerste boek verscheen in 2007?
Ja, toen was ik ook al oud. Ik ben heel laat gedebuteerd.
Ben je dan je hele leven bezig geweest met ontwaken?
Haha, ontwaken is natuurlijk niet alleen maar het gaan schrijven. Er zijn ook andere ontwikkelingen in mijn leven geweest die ik als positief en waardevol beschouw. Liefde voor literatuur is er altijd wel geweest, maar zelf actief produceren is iets van de laatste vijf jaar. Ik heb in mijn vroegere jaren wel geschreven, maar dat waren lange brieven die zich ontwikkelden tot korte verhalen.
Wat maakte dat je met schrijven begon?
Dat is eigenlijk de zege van het internet, daaraan heb ik het te danken. Ik ben in 2005 begonnen met een weblog. Ik dacht: hoe werkt dat? E-mail beheerste ik, maar veel mensen hebben een blog. Dat moet ik toch ook kunnen? Toen bleek dat heel eenvoudig en gratis te zijn. Als je iets tikte stond het meteen mooi vormgegeven op je scherm. Toen dacht ik: ik ga af en toe een stukje tikken. En dat heb ik gedaan. In het begin waren dat stukjes over van alles en nog wat. Er zat een zwerver wat te drinken in het park op een bank, dat soort dingen.
Had je een baan?
Ik werkte fulltime bij een Italiaans cultureel instituut. Ik heb heel lang Italiaans gestudeerd en gewerkt in de Italiaanse sfeer. Naarmate ik stukjes typte, merkte ik dat ik het leuk vond om te schrijven over mijn jeugd op het Bickerseiland in Amsterdam, waar ik geboren ben. Dat is echt piepklein, misschien niet eens een vierkante kilometer. Ik had het me als kind nooit gerealiseerd maar het was een opmerkelijke buurt. Er heerste enorme achterstand en armoede tot in de jaren zeventig.
Het was een arbeidersbuurt.
Ja, zeker. Het is zelfs nog lager dan een arbeidersbuurt. Het waren vaak mensen die losse handel dreven, die boten achter in de gracht aan het schilderen waren en daar hun geld verdienden. Ze werkten niet eens in fabrieken. Ik beschreef in mijn blogs mijn herinneringen, hoe de sfeer was, hoe mensen leefden. Niemand las dat natuurlijk, ik gebruikte dat weblog alleen maar om te bewaren. Toch is het ooit gelezen door mijn toenmalige schoonzus. Zij zat in de redactie van een literair tijdschrift, _De Tweede Ronde_. Ze vond het zo interessant dat ze het toen ook andere redactieleden liet lezen, waarna zij me hebben uitgenodigd om een echt verhaal te schrijven op basis van dat blogmateriaal. Dat heb ik gedaan, ‘Het Dempie’ heette dat verhaal. Het is gepubliceerd in _De Tweede Ronde_. Dat was voor mij natuurlijk een ongelofelijk onvoorstelbaar feest, dat er zomaar iets in druk verscheen wat ik had geschreven.
Een feest. Je klinkt alsof het een verrassing was.
Ja, een volslagen verrassing natuurlijk. Ik kon me echt niet voorstellen dat het mooi genoeg zou zijn om in een gerenommeerd blad geplaatst te worden. Dat was geweldig. Maar het wonder werd nog veel groter, want het blad werd overgenomen door een nieuwe uitgeverij. De redactie van _De Tweede Ronde_ wees de nieuwe directie op mijn verhaal, omdat men het kennelijk de moeite waard vond om het onder hun aandacht te brengen. Zij hebben me toen uitgenodigd voor een gesprek en gezegd: wil je niet doorgaan en een boek maken? Daar kwam een contract uit. Ik heb toen _Zondagsgeld_ geschreven. Het is geen dik boek maar het is redelijk snel uitgekomen.
Zou je kunnen zeggen dat _Zondagsgeld_ het einde van je kindertijd beschrijft?
Ja. Het is natuurlijk geen pure autobiografie. Het is gefictionaliseerde autobiografie, gebaseerd op beelden en herinneringen uit mijn eigen leven. Maar ik heb er fictie van gemaakt omdat ik dat wilde, een verhaal op een bepaalde manier vertellen. Zo is de chronologie veranderd, soms zijn er momenten uit mijn leven die op een andere leeftijd hebben plaatsgevonden dan dat in het echt gebeurde.
Het roept de vraag op of je over elke tien jaar van een mensenleven een roman kan schrijven.
Dat weet ik niet. Het is geen bewuste keuze. Het moet langzaam ergens naartoe gaan, naar een slot. Ik werk niet met schema’s, maar gaandeweg moet het ergens toe leiden. Je eindigt dan met een hoofdstuk dat niet per se bij mijn leven hoort. Dat is een manier van vertellen.
En dat valt toevallig samen met het einde van een levensfase.
Ja, zeker. Zo volg je in _Zondagsgeld_ een jongetje in zijn elfde levensjaar, het einde van zijn kindertijd. Je komt erachter dat hij niet meer past of niet meer op zijn gemak is in zijn eigen milieu, bij zijn eigen familie. Terwijl hij helemaal geen andere wereld kent. Zijn gevecht daarmee volg je in dit boek. En de afsluiting, dat is gewoon een laatste hoofdstuk met een laatste scène. Net als bij _Retour Palermo_.
Waarin ook iemand zich niet meer thuisvoelt in zijn oude leven.
Ja, zeker. Zo’n laatste scène geef je een accent. Iedereen kan dat lezen zoals hij dat wil.
Schijf je nog steeds blogberichten?
Nee, dat doe ik niet meer. Misschien moet ik dat weer eens opperen. Twitteren doe ik wel.
Hoe gaat dat nu met het schrijven?
Ik heb plannen voor een derde boek en ik heb goed in mijn hoofd wat ik wil. En als je twee boeken hebt gepubliceerd kun je subsidie aanvragen, daar ben ik nu mee bezig. Je moet dan een plan voor een nieuw boek voorleggen. Ik heb erg veel zin om daarmee te beginnen. Dat boek heeft weer iets uit mijn eigen leven, over mijn verhouding met mijn vader. Hij is overleden op zijn 52ste, nadat hij al tien jaar ziek was. Hij had geen contact meer met zijn eigen vader. Het was een Groningse familie die naar Amsterdam kwam na de oorlog. Toen mijn vader nog maar een paar maanden te leven had, is er weer een ontmoeting geweest tussen die twee en heeft er een soort verzoening plaatsgevonden. Ik was daar niet bij, ik heb die opa nooit gezien. Maar mijn vader wilde ook graag dat ik zijn vader zou ontmoeten, voordat hij doodging. Dat is door mijn slapte en lamlendigheid en het uitstellen niet gebeurd. Mijn vader is overleden zonder dat hij dat moment heeft beleefd. Dat is heel pijnlijk. En die schaamte en pijnlijkheid, die wil ik gebruiken als basis voor mijn verhaal.
Heeft het schrijven een functie?
Ja, zeker. Het maakt me namelijk erg gelukkig, al vind ik het loodzwaar werk.
Is het lijden?
Ja, ik schrijf heel moeizaam. Ik zie ongelooflijk tegen die schrijfsessies op. Ik vluchtte er vaak voor weg, maar heb wel geleerd om dat minder te doen. Ik kan die neiging steeds beter onderdrukken. Ik formuleer elke zin heel zorgvuldig. Ik kan niet iets snel opschrijven zodat ik het later beter kan formuleren, zo werkt dat niet bij mij. Een zin moet echt goed zijn en precies zijn zoals ik hem wil, wil ik verder kunnen aan de volgende. Dat is vrij kwellend natuurlijk.
En toch word je er gelukkig van.
Ja, als het lukt maakt me dat gelukkiger. Ik heb geleerd dat ik over het algemeen dat lukken kan afdwingen. Het is een kwestie van goede concentratie, de kracht om te blijven zitten en door te werken. Als ik die discipline kan opbrengen, dan kom ik tot een aantal woorden die me voor die dag dat geluk kunnen geven. Dat zijn niet drie of vier woorden natuurlijk, maar een stuk of 600. Het is genoeg om te denken: het is een welbestede dag geweest.
Heb je helden in de literatuur?
Ja zeker wel. Ik ben heel lang Reve-adept geweest, dat is een enorme literaire held.
‘Alles wordt duurder maar niet goedkoper.’
Ik had een vriend die ook liefhebber van Reve was, en dan gooi je elkaar die citaten toe. Eerlijk gezegd ben ik erop teruggekomen. Ik vind niet alles van Reve meer even prachtig. Als ik dingen van hem herlees zie ik ook dat hij zich er heel vaak makkelijk van af maakt. Daar las ik in het begin overheen, maar nu niet meer. Misschien ook omdat ik zelf aan het schrijven ben. Dan denk ik: die alinea is eigenlijk helemaal niet zo goed geschreven. Wat stoplappen hier en daar, dat is wel aardig en leuk, maar niet het echte schrijven. Maar een schrijver beoordeel je op zijn hoogtepunt en daar kan ik bij Reve niet aan tippen. Een andere literaire held is Frans Kellendonk. Hij is helaas veel te jong doodgegaan. Ik hou erg van zijn werk. Hij is echt een groot voorbeeld. Zijn helderheid van denken is gewoon literair prachtig, prachtig werk.
Ben je erdoor beïnvloed?
Ik denk dat ik beïnvloed ben in de zorgvuldigheid van formuleren, maar dat moeten andere mensen beoordelen. Maar als je de zinnen van Kellendonk ziet, die zijn puntgaaf. Ik probeer ook zo zorgvuldig mogelijk te formuleren. Daarom schrijf ik ook zo traag. Al denk ik dat datgene wat ik schrijf ook een zekere vertraging geeft bij de lezer. Het zijn niet echt boeken die je er doorheen jast. Het is niet verschrikkelijk zwaar maar ik denk dat het de moeite waard is om wat rustiger zo’n alinea door te gaan. Dat hoop ik in elk geval.
Bio
Philip Snijder (1956) is geboren in Amsterdam. Hij studeerde Italiaans en werkte onder andere bij een schoonmaakbedrijf, boekhandel, jeugdhotel, universiteit, café en culturele instelling. Hij debuteerde met de roman _Zondagsgeld_.